- opbreken
- {{opbreken}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [uit elkaar nemen] break up ⇒ take down/apart2 [openbreken] break/tear up♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 het kamp opbreken • break campde tenten opbreken • take down the tents2 de straat opbreken • dig/break up the streetII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [weggaan] leave2 [naar boven komen] come up♦voorbeelden:1 laten we opbreken • let's go2 〈figuurlijk〉 dat zal hem zuur opbreken • he'll regret that
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.